Van Marken Wandelingen: Jaffa, ‘levend verleden’

Welkom bij de wandeling op Jaffa. Deze wandeling is door Jan van der Mast in samenwerking met Museum Van Marken en De Laatste Eer samengesteld en voert langs tijdgenoten van Jacques en Agneta van Marken die een rol hebben gespeeld in hun leven. Bijzonder is dat de hoofdrolspelers in de wandeling mensen zijn uit alle lagen van de bevolking. De wandeling voert langs graven van timmerman, minister, kunstschilder, huisvrouw, dokter, industrieel, aannemer, hoogleraar, kantoorklerk… Het weerspiegelt de inclusiviteit van de maatschappij van eind 19e eeuw, met grafstenen die – op het praalgraf van minister Kraus na – vergelijkbaar zijn qua eenvoud. De levensverhalen laten ook zien hoe nauw cultuur, wetenschap en industrie in Delft eind 19e eeuw verbonden waren. Onder de hoofdrolspelers zijn industriëlen (Van Marken, Waller, Tutein Nolthenius, Braat, Van Meerten), kunstenaars (Tetar van Elven, Schouten, Boers, Coster), wetenschappers (Huet, Vogelsang, Cohen Stuart), bestuurders (Kraus, Van der Mandele) etc. In de korte biografieën is te lezen hoe de levens van de hoofdpersonen zich hebben ontwikkeld en wat deze levens verbindt. 

Over de personen van deze wandeling is ook een boek beschikbaar dat geschreven is door Jan van der Mast met nog meer informatie. Het boek is verkrijgbaar via de webshop van Museum Van Marken; zie https://museumvanmarken.nl/product/delftse-helden/

Algemene Begraafplaats Jaffa

De algemene begraafplaats Jaffa is de oudste begraafplaats van Delft. In 1868 is de begraafplaats aangelegd als een particuliere begraafplaats. In 1874 is deze overgenomen door de gemeente Delft en nam Jaffa de functie over van de toenmalige begraafplaats ‘De Haagpoort’, ter plaatse van het huidige Kalverbos. Rond 1930 is de begraafplaats aan de noordzijde uitgebreid en is de aula gebouwd. In het midden van jaren ’90 zijn de ontvangstruimte en de koffiekamer bij de aula aangebouwd.

kaart uit 1877 met Jaffa midden in het weiland

 

Rijksmonument

Het zuidelijke ‘oude’ gedeelte van de begraafplaats,  waar de meeste tijdgenoten van Van Marken zijn begraven, en de directeurswoning zijn vanwege hun cultuurhistorische waarde aangewezen als rijksmonument. De begraafplaats is ontworpen door de gemeentearchitect C.J. de Bruyn Kops. Uit de tekst van de waardestelling: “De negentiende-eeuwse aanleg van de begraafplaats met rechte – en slingerpaden en een groot cirkelvormig perk met familiegraven is omgeven door een brede sloot en een dichte groensingel. Door de toepassing van geometrische perken is de oude aanleg van de begraafplaats, ten zuiden van de aula zeer karakteristiek voor de periode. De grote diversiteit aan negentiende en vroeg twintigste-eeuws, in verschillende soorten natuursteen, brons, zink, ijzer en marmer uitgevoerde enkele- en familiegraven, alsmede de variatie aan loof- en naaldbomen en struiken dragen bij aan het bijzondere karakter van de begraafplaats. De meeste graven zijn karakteristiek voor de tijd waaruit ze dateren. Er zijn zowel graven met eenvoudige staande of liggende zerken met slechts een tekst, als stenen met reliëfs, beeldhouwwerk in natuursteen en brons en graftekens in de vorm van grafvazen, afgeknotte zuilen, tombes, urnen, obelisken op de begraafplaats te vinden.” (Bronnen: De Laatste Eer en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

 

 

Hoe werkt het:

De wandeling op Jaffa kan gelopen worden met de izi.TRAVEL app of via deze website (of beide). De wandeling kan ook gedownload worden als PDF met deze downloadlink: Wandeling Jaffa 'levend verleden' . De PDF kan thuis geprint worden of op de begraafplaats op de telefoon worden bekeken. Bij de betrokken graven zijn paaltjes met een QR-code geplaatst. Bij het scannen van de QR-code opent izi.TRAVEL automatisch en kan de door Jan van der Mast ingesproken tekst beluisterd of gelezen worden en zijn er extra afbeeldingen te zien. Hiervoor hoeft de app en/of wandeling dus niet eerst gedownload te zijn.

De izi.TRAVEL app heeft het voordeel dat de (globale) positie van de wandelaar en de graven allebei op de kaart op het scherm getoond worden. Het is handig om de wandeling al thuis te downloaden naar de telefoon; op de kaart worden dan ook de paden van Jaffa (schematisch) aangegeven. Dat kan via deze link: Als u de app nog niet heeft dient u eerst de izi.TRAVEL app te installeren. Bij het graf gearriveerd kan tekst en beeld handmatig vanaf het scherm geactiveerd worden of met de QR-code. Omdat de graven dicht bij elkaar liggen start het afspelen van de teksten niet automatisch.

Bij het wandelen vanaf de website of de PDF moet de wandelaar zich oriënteren met behulp van de onderstaande kaart. In de tekst per graf is telkens op een detailkaartje de precieze positie van het graf aangegeven. De beschrijving begint telkens met een tekstje met aanwijzingen hoe er te komen.

Hier kunt u de tekening van Jaffa downloaden: Route Jaffa levend verleden

 Zo zien de paaltjes met QR-codes bij de graven er uit: 

De route start bij het informatiebord bij de ingang van Jaffa. Volg het hoofdpad langs het aulagebouw en neem het eerste pad rechts. Ga meteen links en houd op de splitsing rechts aan. Neem vervolgens het tweede pad links en houd wederom op de splitsing rechts aan, richting de graven van de Van Markens; het graf met nummer 1 op onze route.

 

1. Jacob Cornelis (Jacques) van Marken (1845-1906) en Agneta Wilhelmina Johanna van Marken-Matthes (1847-1909)

1a. Jacob Cornelis (Jacques) van Marken

De eerste sociaal ondernemer van Nederland. Hij groeit op als zoon van een bekende dominee in Amsterdam. Op zijn 17e gaat hij in Delft studeren en behaalt in 1867 zijn diploma als Technoloog. Na stages in Wenen waar hij een nieuw gistprocedé bestudeert, begint hij in 1869 in Delft de Nederlandse Gist & Spiritusfabriek (NG&SF). Hij wil zich ‘nuttig maken voor maatschappij’ en verzint voor zijn arbeiders 107 voorzieningen, die hun ‘levensgeluk moet bevorderen’. Het gaat om pensioen, weduwen- en wezenvoorziening, ondernemingsraad, ongevallenverzekering etc. Als modelondernemer creëert hij ook een modeldorp voor de gistarbeiders, het idyllische Agnetapark. Hij zal er met zijn vrouw Agneta tot zijn dood wonen. Hij begint ook de NOF (later Calvé) en Lijmfabriek. Ook op filmgebied is hij een pionier. Hij leidt een hectisch dubbelleven met een gezin in Rotterdam. Rond zijn veertigste krijgt hij zenuwpijnen en raakt ernstig verslaafd aan morfine. Hij overlijdt op 8 januari 1906 en wordt drie dagen later met een ‘koninklijke stoet’ naar Jaffa gebracht. Een dichtregel van hem luidt: “Nooit wordt er op mijn zerk geschreven: Vergeefs geleefd.

1b. Agneta Wilhelmina Johanna van Marken-Matthes

Echtgenote van Jacques. Ze groeit op in Amsterdam, volgt in haar tienerjaren onderwijs op een strenge kostschool in Utrecht. Haar ontmoeting met Jacques op een Soiré Musicale in 1865 – ze is 17 jaar – is een keerpunt in haar leven. Ze huwt in 1869 de bevlogen wereldverbeteraar en zal ook haar leven in dienst stellen van de Sociale Quaestie, het arbeidersvraagstuk. Bij de Gist wordt ze ‘Fabrieksmoeder’ genoemd. Later, wonend in het Agnetapark, krijgt ze de geuzenaam ‘Parkmoeder’. Ze is succesvol in het leiden van de parfumfabriek Maison Neuve, waarmee ze prijzen wint op Internationale tentoonstellingen. Ze speelt een belangrijke rol in de vrouwenbeweging. Op het persoonlijke vlak is er veel leed. Een miskraam in het eerste huwelijksjaar maakt duidelijk dat ze geen kinderen kan krijgen. Na vijftien jaar huwelijk ontdekt ze het dubbelleven van haar man, maar maakt in het geheim afspraken met de minnares om de situatie zo te houden. Wanneer de minnares overlijdt, neem ze de 3 buitenechtelijk verwekte kinderen in huis. Na de dood van Jacques doet ze alles om de herinnering aan hem levend te houden, en verzorgt een bloemlezing van zijn teksten.

 

2. Jan Willem Frederik Matthes (1814-1881) en Sara Hendrica Matthes-ter Meulen (1823-1909)

Het graf van de ouders van Agneta is rechts van het graf van Jacques en Agneta.

2a. Jan Willem Frederik Matthes

Vader van Agneta. Welvarende zee-assuradeur in Amsterdam. Lid van de vrijmetselarij en van Felix Meritis. Brede, wetenschappelijke belangstelling en passie voor meteorologie. Hij investeert in de Gistfabriek van zijn schoonzoon en zal ook het Agnetapark flink subsidiëren. Als dank wordt het mooiste straatje in het park naar hem vernoemd: Frederik Matthesstraat. Hij overlijdt op 67-jarige leeftijd in Den Haag, en wordt later op Jaffa bijgezet in het graf van zijn echtgenote.

2b. Sara Hendrica Matthes-ter Meulen

Moeder van Agneta. Zelf is zij de dochter van de rijke graanhandelaar Jan ter Meulen en Agneta jonkvrouwe Rühle von Lilienstern. In 1845 trouwt ze op 22-jarige leeftijd in Amsterdam met assuradeur Jan Willem Matthes en krijgt twee dochters Agneta en Elisabeth, die beiden een bevlogen wereldverbeteraar zullen huwen. Elisabeth trouwt namelijk met Arnold Kerdijk. Wanneer Arnold lid van de Tweede Kamer wordt, verhuist Sara met haar man naar Den Haag om dichter bij haar dochters te wonen. Haar laatste levensjaren verblijft ze in Rust Roest bij Agneta door wie ze wordt verzorgd. Ze overlijdt op 9 september op 86-jarige leeftijd. Nog geen maand later gaat Agneta dood.

 

3. Lewis Cohen Stuart (1827-1878)

Het graf van Lewis Cohen Stuart is direct rechts naast de Van Markens, de ronde grafsteen binnen het metalen hek.

Oud-president en medeoprichter DSC. Hoogleraar wiskunde en landmeetkunde aan de Koninklijke Akademie, en eerste directeur van Polytechnische School. Als student krijgt Jacques complimenten van deze man voor zijn ‘welversneden pen’. Wanneer Jacques in 1866 twijfelt zijn studie af te maken, heeft hij een persoonlijk onderhoud met de directeur, die hem adviseert te stoppen en zich meteen nuttig te maken voor de industrie. Dat prikkelt Jacques juist wel examen te doen en de eerste Technologie-ingenieur te worden.

 

4. Jasper den Braanker (1822-1907)

Het graf van Jasper den Braanker bevindt zich tegenover het graf van de ouders van Jacques en Agneta.

Jasper den Braanker volgt aanvankelijk zijn vader Pleun als meestertimmerman en molenmaker, maar gaat zich met de jaren meer richten op werkzaamheden voor Delftse fabrieken. Zijn bouwbedrijf groeit. In 1869 krijgt hij van Jacques de kans om de Gist- en Spiritusfabriek te bouwen. In 1885 bouwt hij villa Rust Roest in het Agnetapark naar een ontwerp van Eugen Gugel, de hoogleraar Architectuur op de Polytechnische School. Een jaar later is hij met Houtzager de aannemer van de grote silo’s. Ook de Oliefabriek (NOF) wordt door Braanker gebouwd. In Fabrieksbodes is te lezen dat de werklieden van Braanker betrokken zijn bij uitbreiding van de Tent (een veranda) of in vijf weken een gebouw laten verrijzen voor een nieuw product: gedroogde spoeling. Op 18 mei 1907 overlijdt Jasper op 84-jarige leeftijd. De Delftsche Courant schrijft: “… bouwkundige, geacht om zijn vriendelijk hart, zijn grote praktische kennis en helder inzicht op velerlei gebied.”

 

5. Hermann Vogelsang (1838-1874)

Het graf van Hermann Vogelsang bevindt zich in dezelfde rij als Jasper den Braanker, vlak voordat de graven een bocht maken.

Hermann Vogelsong groeit op in Bonn. Hij wordt in 1864 op 26-jarige leeftijd benoemd tot Hoogleraar mineralogie, geologie, mijnontginning en paleontologie aan de Polytechnische School in Delft. Hij maakt furore door microscopisch onderzoek van gesteente en wordt samen met zijn vriend F. Zirkel in geologische kringen als baanbrekend beschouwd. Hij is grondlegger van het Mineralogisch-Geologisch Museum te Delft. In 1873 laat hij zich overhalen om een zilvermijn in Californië te keuren en brengt – naar later blijkt – ten onrechte een positief advies uit. Dat leidt tot een financieel debacle voor Nederlandse investeerders. Hij is een bekwame pianist en groot muziekliefhebber. Hij heeft veel sympathie voor de plannen van de Van Markens om het lot van de arbeiders te verbeteren. Wordt een huisvriend van de Van Markens, bezoekt met zijn echtgenote de ‘Onder Ons’-avonden op het Noordeinde. Hij voelt zich zo thuis in Delft dat hij een interessante benoeming in Duitsland afslaat. Na de dood van zijn dochtertje verzwakt zijn gestel en overlijdt hij op zijn 36e aan een longontsteking. Bij zijn dood schrijft men dat hij “als docent en als mensch voor allen een schoon en aanmoedigend voorbeeld heeft achtergelaten.”

 

6. Johannes Lourens (Jan) Schouten (1852-1937)

Het graf van Jan Schouten ligt aan de ander zijde van het pad, schuin tegenover Vogelsang en heeft een bijzonder staand grafmonument.

Jan Schouten studeert aan de Polytechnische school, haalt diploma’s civieltechnisch ingenieur en bouwkundig ingenieur. Zijn belangstelling voor glasschilderkunst wordt gewekt door Eugen Gugel en Adolf le Comte. Hij sticht in 1889 glasatelier aan de Schoolstraat: atelier voor gebrandschilderd glas ‘t Prinsenhof. Maakt ramen voor Drukkerij Van Marken en villa Rust Roest. Initiator van Museum Lambert Van Meerten.

 

7. Jacob Kraus (1861-1951) en Frederika Magdalena Kraus-Uithof (1862-1930)

Rechts van het graf van Schouten is het imposante natuurstenen grafmonument van Jacob Kraus en Magdalena Kraus-Uithof, ontworpen door architect A. van der Lee.

7a. Jacob Kraus

Prof. dr. ir. Jacob Kraus studeert in 1883 af aan de Polytechnische School, Civiele Techniek. Na zijn afstuderen begint Kraus als ingenieur bij de Staatsspoorwegen. In 1886 wordt hij bij de Polytechnische School assistent werktuigbouw op de afdeling van Nicolaas Hubertus Henket en Jean Marie Telders. Kraus is actief voor het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI), en wordt hoofdredacteur van ‘De Ingenieur’. In 1898 wordt hij hoogleraar waterbouwkunde aan de Polytechnische School in Delft. In 1905 wordt hij de eerste rector magnificus van de TH Delft. In het kabinet De Meester is hij van 1905 tot 1908 minister van Waterstaat. Kraus is als minister aanwezig bij de uitvaart van Jacques Van Marken. Beeldend Kunstenaar Odé en hoogleraar boetseren en beeldhouwkunst aan de Technische Hogeschool (1905-1935), maakt het reliëf van Kraus en zijn echtgenote Frederika Uithof, dat bevestigd is aan het praalgraaf.

DELPHER, Soerabaijisch handelsblad, 9 januari 1906: (NB dag van Jacques’ dood!)

Den Haag, 8 Januari 1906. Een aannemersquaestie. Bat. Nieuwsblad. De Delftsche industrieel Van Marken heeft van den minister van Waterstaat Kraus vijf maanden tijd gekregen om de door hem aangegane verbintenissen met den directeur der openbare werken te Valparaiso na te komen.”

plaquette op achterzijde grafmonument


7b. Frederika Magdalena Kraus-Uithof

Echtgenote van Jacob Kraus.

Frederika was zijn nichtje. Ze vindt haar neef op jonge leeftijd al leuk, maar besluit vanwege hun verwantschap geen serieuze relatie te beginnen. Wel blijft ze lang met hem corresponderen. De liefde overwint echter. Ze trouwt op 24-jarige leeftijd in Groningen met Jakob en zal hem onvoorwaardelijk steunen tijdens zijn loopbaan. Frederika ondergaat een operatie om de ‘barensmogelijkheden te vergroten’, maar zonder resultaat. Het echtpaar blijft kinderloos. Op 30 april 1930 overlijdt Free, na een kort ziekbed. Haar uitvaart op Jaffa wordt druk bezocht: ‘Met haar zonnige natuur had zij zich tal van vrienden gemaakt‘, schrijft Jakob in zijn dagboek. Hij blijft verslagen achter en zal haar ruim twintig jaar overleven.

 

8. Jan Hendrik Waszink (1849-1911)

Volg de ronde om het vierkante eiland. Iets verder is de grafsteen van Jan Hendrik Waszink; een rechtopstaande plaat op een sokkel van keien.

Delftse huisarts met praktijk op Voorstraat 94. In 1883 geeft Dr. Waszink in zijn woonhuis personeelsleden van de Gist ‘lessen in verbandleer’ en wordt er bij de Gist een verbandkamer ingericht. Bij de Gist is een Ziekenfonds, waar in 1910 ruim 2.500 personeelsleden met hun kinderen lid van zijn. Scheltema en Waszink zijn als arts werkzaam voor dit fonds. Links van het graf is zijn zoon begraven.

In De Fabrieksbode wordt vaak verhaald hoe Dr. Waszink slachtoffers van ongevallen op de Gistfabriek behandelt. Zo wordt mei 1890 adjunct-meesterbrander Van der Vet naar het Gasthuis gebracht: “Reeds dadelijk bleek dat twee voorste vingers met een deel van den handwortel geheel verloren waren, doch dat het niet ondenkbaar was dat de duim en de beide andere vingers behouden bleven. Dit is thans zelfs waarschijnlijk geworden. Van middag is het verband losgemaakt en gaf de algemeene toestand reden tot bijzondere tevredenheid.”

Dit raam kreeg Waszink als dank bij de cholerabestrijding in 1892

 

9. Anna Maria Margaretha (Mienette) Storm-van der Chijs (1814-1895)

Volg de ronde om het vierkante eiland. Op het eerste hoekpunt is het graf van de familie van der Chijs. 

Zij was wereldreizigster, publiciste en sociaal hervormster. Ze maakte zich sterk voor de verbetering van de positie van de vrouw en gaf daar lezingen over. Ze was bevriend met Betsy Perk, Mina Kruseman en Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke studente die arts zou worden. Mienette groeide op in het markante 16e eeuwse pand aan de Breestraat 1. Daar waar nu Hotel Grand Canal is gevestigd. Ze maakte – uniek voor haar tijd – reizen naar Amerika en Zuid-Afrika en stichtte daar kolonies voor Nederlandse weeskinderen.

Ze trouwde met predikant Willem Storm, maar hij overleed twee maanden na de bruiloft. De rest van haar leven noemde ze zich Weduwe Storm. Mienette was financieel onafhankelijk. Ze belegde haar geld zelf en liet in de Cellebroersteeg elf woningen bouwen. Een deel is nog herkenbaar als het Flora Theater. Mienette had een grote kunstverzameling van 180 schilderijen en 500 tekeningen van onder meer Rubens en Rembrandt. Het einde van haar leven was tragisch. Haar familie liet haar opnemen in het Sint Joris Gasthuis, omdat ze aan vervolgingswaanzin zou lijden. Dat was dubieus. Ze sleet haar laatste tien jaar in de psychiatrische inrichting.

Jacques van Marken, nog student, nodigde haar namens het Corps uit voor een lezing in de Stadsdoelen. Daar vertelde ze over haar wereldreizen en de noodzaak om de positie van de vrouw te verbeteren.

 

10. Lambertus Anthonij (Lambert) van Meerten (1842-1904)

Volg de rondgang rond het vierkante blok. Het graf van Lambert van Meerten bevindt zich op de volgende hoek en heeft een gescheurde afdekplaat.

Verwoed verzamelaar van kunst en antiek, en muziekliefhebber. Met Paul Tétar van Elven en Adolfe le Comte richt hij kunstminnend gezelschap Musius op. Vermogend door goed lopende distilleerderij van zijn familie. Hij laat in 1892 aan de Oude Delft ‘Oud Holland’ bouwen, een huis in neorenaissancestijl, dat een museum moet worden. Het ontwerp is van glaskunstenaar Jan Schouten en Adolf le Comte, artistiek leider van de Porceleyne Fles.

In 1901 echter gaat zijn gistfabriek aan de Buitenwatersloot failliet. Een lokale ‘krach’. Het familiebedrijf wordt door concurrent Van Marken voor een schijntje overgenomen, die hierdoor jenever en brandewijn op de markt kan brengen. Het museumplan lijkt in duigen te vallen, maar een comité van vooraanstaande Delftse burgers onder leiding van Van Marken zorgt ervoor dat Oud-Holland wordt opgekocht. In 1909 wordt ‘Museum Lambert van Meerten’ geopend. Na sluiting in 2013 wordt de collectie ondergebracht bij Museum Het Prinsenhof. In 2020 is het museum met hulp van Vereniging Hendrick de Keyser weer heropend en ‘kan je als bezoeker ervaren hoe er in de tijd van Lambert en zijn zus Dina in dit huis werd gewoond en gewerkt.’

 

11. Paul Tetar van Elven (1823-1896)

Volg de ronding en houd links aan en ga direct linksaf. Op de T-splitsing weer links. Het graf van Paul Tetar van Elven is aan de rechterzijde, ongeveer halverwege het rechte pad.

Kunstschilder en – verzamelaar van Oosters porselein en Delfts Blauw. Docent handtekenen op Polytechnische school. Wanneer de docent in het klaslokaal rondloopt en de tekening van student Jacques keurt, ontstaat vaak een geanimeerd gesprek over kunst, waarbij de docent ‘als het ware gloeit’. Jacques geniet ervan om door de Vlaamse kunstenaar thuis (Koornmarkt 67) op de thee te worden uitgenodigd. Daar ziet hij kopie van Sixtijnse Madonna van Rafaël, dat hij op huwelijksreis in Dresden driemaal zal bekijken alvorens zijn ogen voor schoonheid van de klassieke schilderkunst worden geopend. Bij zijn dood laat hij zijn woonhuis na aan de gemeente Delft op voorwaarde dat het gebruikt wordt als een museum. In 1926 worden de deuren geopend. Het museum bestaat nog steeds. Het grotendeels authentieke interieur ademt nog altijd de smaak van de bewoner en van zijn tijd, zodat je bijvoorbeeld in de salon de sfeer kunt proeven die Jacques als student heeft ervaren bij zijn bezoekjes.

 

12. Willem Karel Samuel van der Mandele (1843-1925)

Volg het pad in de looprichting en ga op de eerste splitsing links. De graven van de Van der Mandeles zijn aan de rechterzijde, kort voor de volgende splitsing.

Kassier en commissionair in effecten, wethouder van Delft en dijkgraaf van Delfland. Met zijn halfbroer, mr. Willem Freek van der Mandele runt hij de bank Firma Van der Mandele en Zonen. September 1901 gaat de distilleerderij Van Meerten failliet: het kapitaal van 1,5 miljoen gulden gaat in rook op. De bank van Van der Mandele zit er voor 1,3 miljoen gulden in. Ze heeft ruime kredieten verleend aan de ambitieuze Van Meerten. De lokale ‘krach’ heeft verstrekkende gevolgen. Zelfs het Hippolytus ziekenhuis moet tijdelijk worden gesloten.  

Jacques van Marken spreekt van ‘een Delftse ramp’ en neemt het gerenommeerde familiebedrijf van Van Meerten – zijn concurrent –  voor 100.000 gulden over, en wordt een grote speler op de jenevermarkt.

Zoon Karel Paul (1880-1975) wordt een bekende bankier in Rotterdam, en is nauw betrokken is bij de ontwikkeling van Vreewijk, Museum Boymans van Beuningen, de Kuip, het behoud van de HAL (Holland Amerika Lijn) en de wederopbouw van Rotterdam na de Tweede Wereldoorlog. 

 

13. Bruno Evert Scheltema (1854-1938)

Volg het pad tot de kruising en ga nog iets rechtdoor. Het graf is vrij direct aan de rechterkant van het pad. Hierna keer je om.  

Huisarts Scheltema is een bekende Delftse persoonlijkheid, geliefd bij collegae en patiënten. Vanaf 1888 heeft hij een praktijk op de Oude Delft 201. (Eerder Voorstraat 93 en Koornmarkt 45) Hij is de eerste arts die gebruik gaat maken van de fiets, wat hem anonieme briefjes oplevert waarin gewaarschuwd wordt op ‘de risico’s van zulke buitensporige nieuwigheden’. Hij is de huisarts van de Van Markens, en geeft Jacques in 1886 bij de opkomende zenuwpijnen broomkalium. Al snel wordt dat morfine. Van Marken zal later schrijven dat zijn huisarts schuldig is aan zijn morfineverslaving. Scheltema is een huisvriend, die ook Agneta behandelt en haar in 1901 doorverwijst naar prof. Van Iterson in het Leidse Hôpital Wallon, die haar succesvol zal opereren. Scheltema verzorgt met collega Jan Hendrik Waszink bij de Gistfabriek ‘lessen in verbandleer en hulp bij ongelukken of verwondingen.’

In 1881 richt Scheltema de Maatschappij tot Opvoeding van Weezen in het Huisgezin op, waar Jacques voorzitter van zal zijn.

Bruno Evert Scheltema ligt hier niet zelf begraven. In dit graf ligt zijn zoon Bruno Scheltema Jr., die op de leeftijd van 1 jaar stierf en ook twee dochters. Bruno Evert Scheltema zelf is waarschijnlijk in Den Haag begraven.

 

14. Frederik Willem Braat (1822-1889)

Ga terug en dan rechtsaf. Het graf van F.W. Braat is ongeveer halverwege aan de rechterkant van het pad en is afgedekt met een grote grafzerk.

Op zijn 22e loodgieter en pompenmaker. Zijn loodgietersbedrijf groeit uit tot Zinkfabriek F.W. Braat aan de Engelsestraat, gespecialiseerd in smeed- en gietwerk. Hij tipt in 1869 Van Marken dat er ten noordwesten van Delft een weiland is, dat gunstig is voor vestiging van een Gistfabriek door de nabijheid van water en de spoorlijn Den Haag-Rotterdam. Frederik Braat wordt daarvoor beloond met f 50,-. De firma Braat vervaardigt in het Agnetapark de ‘Bakkersfontein’, die in 1889 geplaatst wordt in opdracht van de Bakkersvereniging als dank voor de door Van Marken aangeboden bakkerscursus. 

In 2015 keerde Braat glasconstructies, terug naar Delft en vestigde zich op de plek waar Frederik Braat in 1844 zijn bedrijf begon: Hooikade.

 

15. Petrus Jacobus Kipp (1808-1864)

Volg het pad tot de splitsing en ga rechts. Loop dit pad uit. Het graf van de familie Kipp ligt aan het einde van het pad. De tekst op het graf is slecht leesbaar.

Kipp studeert farmacie in Utrecht en vestigt zich in 1830 als apotheker in Delft. Kipp is een veelzijdig en vindingrijk man. Behalve apotheker is hij wetenschapper, uitvinder, fabrikant, en vooral organisator. Hij is de medeoprichter van de landelijke vereniging van apothekers en van het Koninklijke Instituut Van Ingenieurs (KIVI). Hij heeft een apotheek aan de Oude Delft en begint een handel in laboratoriuminstrumenten. Hij wordt bekend door de uitvinding van de gasgenerator in 1844. Dit ‘Toestel van Kipp’ bestaat uit drie glazen bollen waarin op een eenvoudige manier kleine hoeveelheden gassen kunnen worden bereid.

Zijn zonen nemen de apotheek en instrumentenhandel over. Bijzonder is dat nu – dus een kleine twee eeuwen later – de twee zaken nog steeds in Delft zijn gevestigd. De apotheek zit in de Vermeertoren. Kipp & Zonen is wereldmarktleider op het gebied van zonnestralingsmeetapparatuur en ‘data acquisition recorders’ en zit op het Delftechpark.

Van Marken bestelde in 1884 een tiental telefoonstellen bij Kipp & Zonen en liet een telefoonlijn aanleggen tussen de gistfabriek en de Phoenixstraat 54. Hij werd daarmee de eerste Nederlander met een telefoon in zijn woonhuis.

\

 

16. Johan Coenradus Boers (1812-1896)

Ga staande voor het graf van Kipp het meest linker pad in. Het graf van Johan Coenradus Boers is het vierde graf aan de rechterkant, een nieuwe grafsteen.

Muzikant en componist. Als 16-jarige is hij hofviolist van koning Willem I tegen een vergoeding van 60 gulden per jaar. Stadsmuziek-directeur in Delft. Agneta Matthes volgt muziekles bij Boers en eert hem op zijn 80e verjaardag met een lofdicht: “Heil u, heil u, ijz’ren reus (…) Ik heb u lief, o edel hoofd.” Boers componeert de ‘Agneta mars’ en ‘Ons volkslied’: “Komt, zet de longen open / Mannen van de Gistfabriek.” Zijn zoon Frits is dirigent van Harmoniekapel. Voor zijn 80e verjaardag wordt een ereconcert in het Agnetapark georganiseerd. In Museum Paul Tetar van Elven is een portret van Boers te zien uit 1887, geschilderd door Menso Kamerlingh Onnes.

 

17. Carolina Henriëtte le Clercq-Bousquet (1804-1875)

Volg het pad tot iets voorbij de helft. Het graf van Carolina le Clerq-Bousquet heeft een opvallend grafmonument met een opengeslagen boek.

Hospita van Jacques van Marken. Wanneer hij in 1862 zijn studie aan de Akademie begint, gaat hij wonen op de Voorstraat 90. Carolina heeft de zeepfabriek van haar vader Isaac Bousquet geërfd en rond 1860 een woonhuis aangebouwd. Jacques spreekt de weduwe altijd keurig aan met ‘mejuffrouw Leclerq’. Na de choleraramp in de zomer van 1866 verhuist Jacques naar Oude Delft 29, een plek die veiliger is tegen de gevreesde epidemie. Zijn hospita verhuist met hem mee. Wellicht koopt ze op advies van Jacques dit huis. 

Carolina trouwde in Batavia met Pieter Le Clercq, die in 1816 naar de oost was vertrokken om er als ambtenaar carrière te maken. Hij schopte het tot gouverneur van Makassar, maar kwam vooral aan kapitaal via de koffiehandel van zijn zwager Johannes Lingeman. Wanneer haar man in 1839 overlijdt, keert Carolina met haar 7 kinderen terug naar Delft. 

De geschiedenis van de zeepfabriek Bousquet gaat terug tot 1693. Het bedrijf maakte luxe zeepsoorten en ook scheerzeep, ossengalzeep en teerzeep. In 2003 werd de productie gestaakt.

 

18. Adrien Huet (1836-1899)

Volg het pad en ga aan het einde links en meteen weer links. Het graf van Adrien Huet is kort na de volgende kruising aan de linkerkant; een staand grafmonument.

Hij was hoogleraar werktuigbouw aan de Polytechnische School en leidde 35 jaar lang de eerste generaties geschoolde werktuigbouwers op. Hij wordt beschouwd als de nestor van de Nederlandse werktuigbouwkunde. Werkte ook aan civieltechnische plannen, zoals de open verbinding van Amsterdam met de Noordzee. Zijn vader, een Waalse predikant, overleed toen Adrien 10 jaar was. Omdat hij ingenieur wilde worden, bezorgde zijn moeder hem een leer- en werkplek op de Stoomfabriek van Paul van Vlissingen en Dudok van Heel in Amsterdam, die later ‘Werkspoor’ werd. Hier werkte hij 5 jaar lang als gewone arbeider, soms als opzichter. Op de Koninklijke Academie in Delft behaalde hij in 2 jaar zijn diploma civiele techniek. Nooit heeft een leerling hem dat nagedaan.

Wanneer Van Marken in 1867 examen doet, zit Huet – zijn favoriete docent – in de commissie. Hij haalt een 7,5 voor zijn ‘Kennis van werktuigen’.

Na zijn dood krijgt Huet een zitbank in het Kalverbos, ontworpen door Adolf le Comte. De plaquette van Huet – en profil – is van de hand van Arend Odé.

 

19. Aart Zieren (1827-1893)

Volg het pad en ga op de kruising schuin rechts / rechtdoor en direct op de T-splitsing rechts. Neem op dit rechte pad het eerste pad links en vervolgens het tweede rechts. Het graf van Aart Zieren is aan de rechterkant van het pad ongeveer halverwege; een kleine grafsteen direct achter een opvallend schuin en roestig hekje.

Timmerman in Kralingen. Zwager van architect Van Dijk, die de Gistfabriek heeft ontworpen. In 1879 is Zieren opzichter bij de proefwoningen die op het fabrieksterrein worden gebouwd, langs de spoorlijn. Van Marken spreekt van ‘warme vriendschap’, herkent Zierens talent en laat hem de woningen ook ontwerpen. Betrekt met zijn gezin zo’n woning. Vanwege zijn zwakke gezondheid (astma) wordt hij magazijnmeester, beheerder van de spiritusvoorraad. Mag nieuwe fabrieksgebouwen (graansilo’s) ontwerpen. Wordt geëerd met het ‘Zierenpad’ in het Agnetapark, een pad tussen de 4-onder-1 kap-woningen tussen Zocherweg en Frederik Matthesstraat, dat bij de renovatie is verdwenen.

Foto van ‘De Kern’, waar Aart Zieren ooit deel van uitmaakte. Hij staat echter niet op deze foto.

 

20. Roelof Coenraad Hamer (1867-1894)

Het graf van Coenraad Hamer is het tweede graf links van Aart Zieren. Drie kleine grafstenen boven elkaar.

Autodidact. Doet als jonge journalist in Heerenveen verslag hoe Van Marken de staking in Almelo oplost (1888) Hij stuurt een open sollicitatiebrief naar Van Marken. Als 22-jarige wordt hij rechterhand van Van Marken op het Secretariaat, secretaris Kern en eerste directeur van Drukkerij Van Marken. Noodlot, hersentumor in 1894. “Vaarwel, jonge vriend”, schrijft Van Marken, “Uw nagedachtenis zal in onze kring, niet het minst bij mij in ere blijven.”

 

21. Dirk Coster (1887-1956)

We gaan nu naar het nieuwere deel van de begraafplaats.

In verband met onderhoud is een brug verwijderd en is de route tijdelijk gewijzigd. Dit is de beschrijving van de tijdelijke route:

Ga op het pad terug en volg dit tot aan de T-splitsing bij de centrale as van de begraafplaats. Ga links en loop tot aan de aula. Ga rechts en loop achter de aula langs. Volg het brede pad dat iets omhoog gaat en volg dit pad tot aan het verzetsmonument van de Tweede Wereldoorlog. Neem voor het monument staand het pad links. Het graf van Dirk Coster is het laatste in de rij voor de bocht, aan de linkerkant.

Dit is de originele route voor als de brug weer open is:

Volg het pad en ga op de T-splitsing links. Ga over het bruggetje en dan links een trapje op en volg het pad in de richting van het trapje tot u weer op de centrale as van Jaffa bent aangekomen met zicht op de aula. Ga nu min of meer rechtdoor een pad dat schuin links gaat. Het pad maakt een flauwe bocht naar links en wordt vervolgens een lang recht pad. Loop dit pad helemaal uit tot op de grote kruising en ga rechts het pad in dat recht op het verzetsmonument van de Tweede Wereldoorlog uitkomt. Neem voor het monument staand het pad links. Het graf van Dirk Coster is het laatste in de rij voor de bocht, aan de linkerkant.

Schrijver die ‘De meest Delftse Delftenaar.’ werd genoemd. In 1952 werd hij door de stad Delft tot ereburger benoemd.

Coster werd geboren op de Voorstraat 101 en zal er vrijwel zijn gehele leven wonen. Op dertienjarige leeftijd – na de basisschool – gaat hij werken bij de Gistfabriek, waar zijn schrijftalent door Van Marken wordt herkend èn aangewakkerd. Hij werkt op het secretariaat en helpt bij het maken van De Fabrieksbode. Op zijn zestiende neemt hij ontslag om zijn literaire ambities waar te maken. Coster schrijft essays, toneelteksten en publiceert invloedrijke bloemlezingen van poëzie. Hij bewierookt zijn geboortestad, die hij ‘het Venetië van het noorden’ noemt.

De schrijver was dagelijks te vinden in café-restaurant Penning aan de Oude Langendijk. Hij had er een vast tafeltje achter de grote ruit. Penning was een ouderwets ingericht restaurant, dikke kleedjes op tafel en obers stijf in het pak.

In dit café ontving hij graag schrijvers. Coster was een ‘kunstenaar naar romantisch snit, een ‘poète’, die graag verkeerde met dichtersvrienden. Hij stimuleerde beginnende schrijvers als Theun de Vries en Jeroen Brouwers.

 

22. Herman François Waller (1891-1961)

Volg het pad naar links en ga op de eerste kruising links. Het graf is in een verbreding van het pad aan de linkerzijde, het tweede graf uit de verste hoek. Het graf is afgedekt met een witte grafsteen met een zonnewijzer in de vorm van een globe.

De oudste zoon van Frans I èn ook directeur van de KNG&SF. Hij trouwt in 1919 met Corry Zeeman (1898-1977). Ze krijgen samen 5 kinderen. De oudste dochter Cornelia (1920) trouwt in 1943 met ir. Egbert (‘Eppie’) ter Horst, die de laatste directeur van de Gist wordt, die – aangetrouwd – familie is van Van Marken en de Wallers. Hij neemt in 1983 afscheid als voorzitter van de raad van bestuur. Het einde van een dynastie.

 

23. François Gerard Waller (1860-1935, ‘Frans I’) en Dorothea Beatrix Diederika Waller-Vreede (1863-1913)

Ga terug naar het hoofdpad en volg dit in dezelfde richting. Ga op de kruising rechts en meteen weer rechts. Het graf is in een verbreding van het pad aan de linkerzijde. Het brede graf is direct in de eerste hoek en ligt wat verscholen tussen ligusterhagen.

23a. François Gerard Waller

Neef van Van Marken, die bevriend is met schrijver Frederik van Eeden. Gaat in 1878 Technologie in Delft studeren. Wordt al tijdens zijn studie door Jacques bij de Gist gehaald, is diens kroonprins. Waller bouwt in Brugge Gistfabriek op, filiaal van Delft. Hij is het oneens met de ruimhartige sociale politiek van zijn oom, volgt hem in 1906 op als president-directeur en blijft dat tot 1925. Waller wil niet, net als zijn oom, tussen arbeiders wonen. Hij laat villa’s bouwen in Delft (Nieuwe Plantage met Wallertuin), Noordwijk en landgoed Ullerberg (incl. golfbaan) in de nabijheid van Ermelo.

23b. Dorothea Beatrix Diederika Waller-Vreede

Haar vader was burgemeester van Vrijenban. Ze woont op Oude Delft 210. In 1888 treedt ze in het huwelijk met Frans Waller I, de neef van Jacques van Marken. Groot feest in het Agnetapark met het gistpersoneel. Van Marken schuift een ring om haar vinger met inscriptie NG&SF (Nederlandse Gist en Spiritusfabriek) en spreekt de hoop uit dat ze zich zal opstellen als een Fabrieksmoeder à la Agneta, hoewel “haar voorbeeld niet te evenaren is”. Ze krijgt 6 kinderen.

 

24. Hugo Tutein Nolthenius (1863-1944)

Ga terug naar het hoofdpad en volg dit in de looprichting. Op de eerste kruising links en dan links met de bocht mee. Het graf van Hugo Tutein Nolthenius is na de bocht op ongeveer 1/3 van de lengte aan de linkerkant.

Onderdirecteur van NOF (Nederlandse Oliefabriek) en Calvé tot 1920. Bouwt imposante kunstcollectie op aan de hand van Bremmer, die ook Helene Kröller-Müller adviseert. Heeft in zijn woonhuis Nieuwe Plantage 48 werken van Van Gogh (‘Aardappeleters’), Thorn Prikker en Israëls aan de wand. Laat Jan Toorop reclame-affiches maken voor Delftsche Slaolie, die bekend worden onder de naam ‘slaoliestijl’. Samen met ‘buurman’ Frans Waller laat hij in 1911 een groot park achter hun huizen aanleggen. De tuin, ontworpen door landschapsarchitect Springer, kennen we nu als de Wallertuin.

 

25. Karel Weijland (1886-1962) en Marie Weijland-Nieuwenhuijsen (1890-1964)

Ga verder in de looprichting en ga op de kruising rechts en meteen weer rechts. De onopvallende en kleine grafsteen is aan de rechterzijde, direct na een rij met grafkelders van gewassen grindbeton; het zevende graf voor de hoek.

25a. Karel Weijland

Hij is werkzaam als verbandmeester bij de Gist. Zijn zoon, ook Karel geheten, schrijft later educatieve boekjes over het gistproces en de oliebereiding bij Calvé: “De nootjes zijn te beduusd van al ‘t vallen, schudden, klimmen en weer vallen om veel praats te hebben. Vooral de laatste tuimeling in die silo heeft de deur dichtgedaan. ‘Wat doen ze toch met ons? Waar dient dit allemaal voor?

Marie en Karel waren uiterst sociaal bewogen. In de Tweede Wereldoorlog gaven ze onderdak aan 7 onderduikers. Ook verzorgden ze de zieke zoon van directeur Van Leeuwen.

25b. Marie Weijland-Nieuwenhuijsen

Dochter van gistfabrieker. Ze woont in Agnetapark II op Vijver-Noord 1. Zij mag na haar twaalfde niet verder leren, maar ontwikkelt haar schrijftalent. Ze publiceert gedichtjes over het Agnetapark in De Fabrieksbode, waarin ze de schoonheid van het park bezingt. In 1930 publiceert zij het kinderboek ‘Meester’s roode rozen’, dat ze opdraagt aan J.C. van Marken. Ze schrijft lovend over het echtpaar:

Agneta… een engel op aarde. Als een Moeder leefde ze in de arbeidersgezinnen, meevoelend en begrijpend het lief en leed van de arbeidersvrouwen, hulp en steun gevend als er zorg of nood was, troost en moed brengend in tijden van weemoed of smart, en spontaan haar blijdschap tonend als er reden tot vreugde was! Ieder kindje, dat geboren was, lag even op haar schoot, droeg zij even in haar armen, iedere zwarte koets, die een dode naar ‘Jaffa‘ bracht werd door haar met ogen vol tranen weemoedig nagekeken! Wat die man en die vrouw gedaan hebben in het belang van de arbeider is eigenlijk niet te zeggen!”

 

26. François Gerard Waller (1895-1974, ‘Frans II’) en Aline Jeanne Marie Waller-de Vries (1901-1984)

Volg het pad en ga op de eerste kruising links en op de volgende kruising weer links. Het graf is aan het eind van dit pad, het tweede graf uit de hoek.

26a François Gerard Waller (Frans II)

Studeert scheikunde aan de TH, wordt beïnvloed door biochemicus Van Iterson en microbioloog Kluyver. Gaat in 1923 werken bij de Gistfabriek, waar zijn vader directeur is. Neemt het initiatief in de Tweede Wereldoorlog om in het geheim – onder codenaam Bacinol – penicilline te ontwikkelen, dat vanaf 1949 grootschalig wordt geproduceerd en de belangrijkste inkomstenbron van de Gist zal worden. Hij volgt in 1957 Van Leeuwen als president-directeur op en blijft dat tot 1965. Overlijdt in Palma de Mallorca.

26b. Aline Jeanne Marie Waller-Vries

Echtgenote van Frans Waller II. Ze krijgt 3 kinderen: Eveline, François Gerard en Jeanne.

Volg het pad naar links en ga op de eerste kruising rechts en meteen weer rechts. Loop voor het aulagebouw langs terug naar het informatiebord aan het beginpunt van de route. 

Einde route

Dit is het einde van de wandeling. U kunt nu weer terug gaan naar het beginpunt of zelf de overige delen van de begraafplaats verkennen. De Laatste Eer en Museum Van Marken bedanken u voor de aandacht. Als u meer wilt weten over de bezochte graven kunt u ook contact opnemen met Jan van der Mast, hij verzorgt op verzoek rondleidingen over de begraafplaats en kan u nog meer vertellen. Zie ook  janvandermast.nl

 

OVERZICHT BERICHTEN FABRIEKSBODE

Jacques van Marken heeft talloze in memoriams geschreven in de Fabrieksbode en grafredes gehouden op Jaffa. Onderstaand een overzicht en een artikel uit de Fabrieksbode waarin een deel van de grafrede van Jacques voor Jan Bloem is afgedrukt. Geïnteresseerden kunnen de betreffende artikelen vinden op Delpher: https://www.delpher.nl/

Personeelsleden NG&SF en NOF die op Jaffa zijn begraven en in de Fabrieksbode genoemd:

  • 17 feb 1883 Jan Bloem (sterfhuis Geerweg)
  • 26 april 1884 Elzenaar
  • 1 mei 1886 Jan Heynis (overl. 26 april 1886)
  • 12 juni 1886 Van Bemmel
  • 27 november 1886 Cornelis Oversloot (aanleiding Wezen -en weduwenfonds)
  • 21 jan 1888 Hendrik de Bruyn
  • 8 dec 1888 Samuel Meihuizen, 44 jaar (overl. 6 dec. 1888)
  • 3 juni 1893 Johannes Mulder, voorman zakkendragers, 65 jaar
  • 2 sep. 1893 D. Bul. 69 jaar (Oliefabriek)
  • 14 april 1894 Roelof Hamer, 26 jaar
  • 7 juli 1894 Jan Koolhoven
  • 1 sep 1894 Pieter Lofvers, beambte landbouwafdeling (gevonden in de Nieuwe Vaart)
  • 11 juli 1896 Gramsma
  • 5 maart 1898 Marinus Moor
  • 23 april 1898 Willem Keereweer (dirigent Harmoniekapel)
  • 6 mei 1899 Hendrik Bazuine, beheer spoelingschouw
  • 6 mei 1899 Frits Bloem, timmerman
  • 29 sep. 1900 Anthonie Christiaan Tapper (tbc), drukkerij Van Marken
  • 3 aug 1901 Jan de Vos, 89 jaar, erelid (Oude Garde), overl. 30 juli 1901
  • 16 nov. 1901 Jacob Ladestein, machinist (geb. 26 nov. 1841), nr 4 personeelslijst
  • 11 jan. 1902 Jacobus van der Meer (5 jan 1828- 8 jan. 1902), oude garde

Bijvoorbeeld DE FABRIEKSBODE  Tweede Jaargang No. 7, Zaterdag 17 februari 1883:

D E   L A A T S T E   E E R

Wien gold toch die indrukwekkende rouwstoet, die laatstleden Dinsdag morgen zich door Delft’s straten langzaam voortbewoog, en de aandacht van talrijke toeschouwers tot zich trok? Was het een aanzienlijk burger, die ten grave werd geleid door die lange rij mannen van uiteenloopenden rang en ontwikkeling? Integendeel, het uitgangspunt van dien stoet was eender meest bescheidene achterbuurten onzer stad : het stoffelijk overschot, waaraan op zoo treffende wijze de laatste eer werd bewezen, was dat vaneen nederig werkman, op wien bij zijn leven nooit de oogen der wereld gevestigd
waren geweest, en die zelf het meest verwonderd zou zijn geweest indien hij had kunnen zien, hoe op den weg naar zijn laatste rustplaats de menigte samenschool en met nieuwsgierige blikken vroeg: wie dat wel zijn mocht die daar begraven werd. Was dan die uitvaart zoo kostbaar, dat daardoor de belangstelling der voorbijgangers kon worden verklaard? Volstrekt niet. Wat betaalbare praal betreft, was zij waardig maar eenvoudig, geheel overeenkomstig den bescheiden stand waarin de overledene had geleefd. Maar wat de aandacht tot zich trok, was juist hetgeen, dat voor geen geld te koopen is: de deelneming van zóóvelen bij de begrafenis van een nederig burger, wiens naam te nauwernood inde stad bekend was geweest.

Op de nieuwsgierige vragen kon het antwoord luiden: die daar gaan zijnde directeur en de leden van het personeel der Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek, die aan een waardig man uit hunnen kring de laatste eer bewijzen. Een gewone lijkwagen opent den stoet, maar behangen met twee kransen van frissche bloemen, de eene gevlochten dooreen deelnemende vrouwenhand, de andere, ten bewijze van waardeering, door de gezamenlijke hoofdbeambten der fabriek op het lijkkleed gehecht. Aan de slippen van het lijkkleed de baas van de werkplaats waarin de overledene heeft gearbeid; de ingenieur, chef der afdeeling waartoe die werkplaats behoort, en de twee oudste hoofdbeambten. Achter den lijkwagen geen huurlingen: vriendenhanden hadden zich om strijd aangeboden aan het sterfhuis en op het kerkhof de diensten te vervullen, die inden regel tegen betaling worden waargenomen: de meerderheid van het personeel besliste dat die eer aan de oudsten in diensttijd moest worden gegund. Onmiddellijk daarop volgden ruim honderd leden van het personeel, nagenoeg allen wier diensten aan de fabriek een paar uren konden gemist worden, met den directeur aan het hoofd: een lange, lange rij werklieden, leerlingen, meesters, beambten en hoofdbeambten, bont dooreen; mannen van verschillenden rang en stand, van verschillenden leeftijd, van verschillend geloof, van verschillenden werkkring, van verschillende kennis. Eindelijk in drie rijtuigen de zonen en naaste bloedverwanten en vrienden.

Van het sterfhuis op den Geerweg zet zich de stoet in beweging naar de fabriek, die, wanneer haar trouwen dienaar haar voor de laatste maal voorbij gaat, haar gedruisch en haren arbeid enkele oogenblikken geheel heeft gestaakt. Aan den hoofdingang staan allen, die niet uit de fabriek konden gemist worden, geschaard en brengen daar met ontblooten hoofde de laatste hulde aan den kameraad, op wiens schouders de dood bij den arbeidde hand heeft gelegd. De plaats die getuige was van twaalf jaren trouwe plichtvervulling is weldra voorbij getrokken, en in ernstige stemming zet de stoet zijn tocht langs den Spoorsingel, door de stad voort naar Jaffa. Daar, door de schouders der vrienden gedragen, bereikt de lijkbaar weldra het geopende graf, waarin de kist met de bloemen gedekt wordt neergelaten. Terwijl de zonen en bloedverwanten en voorts allen, die deel hebben uitgemaakt van den stoet, zich rondom de grafkuil hebben geschaard, neemt de directeur het woord en spreekt ongeveer het volgende:

“Diep getroffen staan wij hier aan deze groeve. Getroffen omdat de plotselinge dood van den man die vier dagen geleden nog in de volle kracht des levens met ons samenwerkte, ons op ontzettende wijze is komen herinneren aan de broosheid van het leven; getroffen ook en vooral omdat wij een laatst vaarwel moeten toeroepen aan Jan Bloem, die sinds twaalf jaren een sieraad is geweest van onzen kring.

Wij hebben aan dit graf geen roemrijke feiten te herinneren, waarvan de wereld luidruchtig gewaagt: wij brengen hier ter ruste een stille inden lande, wiens leven onder de zorgen voor het dagelijksch brood onbemerkt daarhenen is gegleden. Maar wat niet op alle wijdsche grafteekenen van de grooten der aarde kan gebeiteld worden, dat kan getuigd worden op deze plaats, die straks door de groene zoden zal worden gedekt: h i e r  r u s t  e e n  m a n  d i e   z ij n   p l i c h t   h e e f t   v e r v u l d. 

Daarvan getuigt de bittere smart van vrouw en kinderen bij het verlies van den braven man en vader: geen arbeid heeft hij voor hen ontzien; in letterlijken zin heeft hij tot de laatste uren zijns levens gewerkt voor zijn gezin. Gij, jongens, die zijn grootste zorg, maar ook zijn vreugd en zijn hoop waart, in uwe opvoeding, inde herinnering aan zijn voorbeeld heeft hij u het beste erfdeel nagelaten: met dat erfdeel kunt gij het wellicht verder brengen dan hij het gebracht heeft inde wereld; maar eert bovenal zijn nagedachtenis door mannen te worden braaf als hij is geweest. Op u, zijn naamgenoot, als oudste inde eerste plaats, maar ook op u jongere, rust de zware maar dure verplichting de steun te zijn en meer en meer te worden voor uw goede moeder. Toont haar van nu af aan, en blijft haar toonen, dat zij niet alleen staat, nu uw trouwe vader haar is ontvallen. 

Hij heeft zijn plicht gedaan: dat kan ik getuigen, die hem gedurende twaalf jaren in zijn arbeid heb gadegeslagen, die bij de verschillende werkzaamheden achtereenvolgens door hem in onze fabriek uitgevoerd, steeds zijn buitengewone nauwgezetheid heb leeren waardeeren. Hoe bescheiden de werkkring was, die hij naar eigen verkiezing ten slotte aan onze fabriek vervulde, zijn volledige toewijding heeft de openlijke hulde verdiend, die het mij als zijn patroon een behoefte is hier met volle overtuiging aan zijn nagedachtenis te brengen.

Maar ook gij allen kunt mede getuigen van die trouwe plichtsvervulling, medewerkers in hoogeren of lageren rang aan onze fabriek, die Bloem langer of korter hebt gekend en aan het werk hebt gezien. Al was hij wellicht niet wat men een gezellig kameraad pleegt te noemen, die veler omgang zocht, – heeft hij ooit iemand iets in den weg gelegd? Zoo als ik hem kende, kan ik mij voorstellen dat hem somtijds bij den gemeenschappelijke arbeid een minder heusch woord kon ontvallen, maar was dan niet in den regel de eenzijdige ijver voor zijn werk, waarvoor naar zijne meening alles moest wijken, de aanleiding, en niet dikwijls het goed recht aan zijne zijde? Neen, ik geloof niet, dat iemand aan Bloem den naam vaneen eerlijk, oprecht, vaneen goed kameraad inde herinnering zal onthouden.

Nog weinige oogenblikken en wij verlaten deze plaats: de laatste eer aan den vader, den werkman, den kameraad, den vriend is bewezen. Wij hervatten onzen arbeid, elk den zijnen onder den ernstigen indruk dezer droeve plechtigheid. Zal wellicht nog dezen avond van u, van mij het bericht zich inde fabriek verspreiden: p l o t s e l i n g  g e s t o r v e n? Ónmogelijk? Te jong, te krachtig, te gezond? ’t ls alsof uit dit graf de stem van Bloem ons
toeroept: //geen jeugd zoo jong, geen kracht zoo sterk, geen gezondheid zoo frisch, die de dood niet in één oogenblik overwint. Doet daarom als ik gedaan heb, ve vult uw plicht!” ’t Zij heden of morgen, of natiën of na vijftig jaar, wij weten allen: dat oogenblik komt onverbiddelijk. Dan wordt ook op ons verstijfde lichaam het deksel van de laatste woning dichtgeschroefd en worden wij door bloedverwanten en vrienden naar de laatste rustplaats geleid. Hetzij die rustplaats dan zij hier of elders, deze of die van anders geloovigen, inde nabijheid van dit graf of ginds bij de aanzienlijken, hetzij wij dan een hoogeren of ‘lageren rang inde maatschappij hebben bekleed, tot de geleerden of tot de armen van geest hebben behoord, over veel of weinig geld te beschikken hebben gehad, die aan ons graf zullen staan gevoelen dan, gelijk wij thans, hoe dat alles ijdelheid is. Maar in die nabijheid van den dood beseffen wij ook dat er één lofspraak aan het graf kan zijn, die geen ijdele klank is, de lofspraak die ieder zich kan verwerven en waarnaar wij allen moeten streven, de lofspraak waarmede wij van Jan Bloem afscheid nemen: n a a r  b e s t e   w e t e n   e n   k r a c h t e n   z ij n  p l i c h t   v e r v u l d.”

Nadat de schoonzoon namens de bloedverwanten had dank gezegd aan allen voor de laatste eer aan den overledene bewezen, was de plechtigheid afgeloopen, en keerden wij terug tot onzen arbeid, onder den indruk een waardige hulde te hebben gebracht aan de nagedachtenis vaneen der besten, die met ons hebben samengewerkt.